Iedere ware ontmoeting opent ons voor de andere, en confronteert ons genadeloos met onszelf, met onze onzekerheid. Ben ik wel goed genoeg? Kom ik goed over? Zeg ik wel wat juist is? Is it true, is it kind, is it necessary? (1) Ben ik nog mezelf? Ben ik niet te bang mezelf te verliezen? Verlang ik niet te veel? Ben ik, voor ik het weet, weer niet aan het grijpen, beslag aan het leggen? Ben ik in de grond van mijn hart niet bang van een echte ontmoeting, met andere woorden van intimiteit en en haar zus kwetsbaarheid? En is er al niet vooraf ook een beetje die angst verlaten en afgewezen te worden, te mislukken?
Ze horen er allemaal bij, die vragen, je ontkomt er niet aan. Zen kan ze niet van ons wegnemen, maar dwingt ons er middenin te gaan staan, alert te blijven, onszelf niet te veroordelen, maar waakzaam te zijn terwijl we onszelf afvragen: Wat ben ik aan het doen? Zijn mijn intenties zuiver, of zit er toch altijd weer een egoïstische doelgerichtheid achter? Wil ik iemand echt tegemoet treden, of wil ik eigenlijk meer aandacht voor mezelf? Kan ik maat houden in mijn (volkomen terechte) verlangens, is er evenwicht en rust in mijn doen en laten? Wil ik er echt zijn voor iemand anders, of is er toch niet weer ergens een stiekeme agenda: een ideaal dat moet bereikt worden? Zijn alle mooie woorden écht alleen maar gericht op het geluk van de ander, of zit er toch weer een haakje aan?
Met al die vragen in het reine komen is meer dan zomaar een goed voornemen bij het begin van het nieuwe jaar. Het is en blijft een levenslange opdracht, maar een die we met mildheid tegenover onszelf op ons mogen nemen. In zen gaat het om Clearing the Path (2), om opruimwerk, om komaf maken met alles wat onze innerlijke bron heeft doen dichtslibben: ons verleden (met in zijn slipstream al onze frustraties), onze mateloosheid, ons grijpen, naar de dingen en naar elkaar, ons strenge beoordelen van onszelf en van elkaar.
Als we erin slagen beetje bij beetje die bron, ons ware zelf, weer vrij te leggen, dan gaat het weer stromen. Dan gaat het weer schijnen, het licht dat we zo lange tijd onder ons bed (3) hadden laten staan. Dan zijn we aan alle angsten, die ons letterlijk en figuurlijk tot enge mensen maakten, voorbij. Of zoals het klinkt in de Toewijding van de Bodhisattva (4):
Kom snel, oh kom snel en vergeet alle angst ! In ons breekt het leven door!
Met deze wens voor elkaar gaan we nu de stilte in.
__________________
(1) Sri Sathya Sai Baba
(2) Collected Writings of Ñānavīra Thera ( Path Press Publications)
(3) Lucas 8:16
(4) Bodhicaryavatara (Santideva)