Eén enkele levensdag van een Arhat, die deugdzaam is en contemplatief, is beter dan honderd levensjaren van iemand die losbandig is en zijn denken niet in bedwang heeft.
Zo luidt vers 110 van de Dhammapada 1, de Wijsheid van de Boeddha. Er bestaan veel omschrijvingen van het begrip : kosmische wet, die de universele waarheid uitdrukt van alle manifestatievormen van de werkelijkheid. In de praktijk van ons dagelijks leven kunnen we deze verzameling uitspraken gebruiken als ethisch richtsnoer om te leren in harmonie met die universele wet te leven.
Wij, die vaker wel dan niet losbandig leven, dat wil zeggen zonder in verbinding te staan met de dingen en de mensen om ons heen - vervreemd, zou Marx gezegd hebben - , wij, die vaker niet dan wel ons denken en onze verbeelding in bedwang hebben, leven tenslotte tevergeefs, ten ondomme. Daardoor wordt al ons gewroet een nutteloos kinderspel ten indomme 2, … een trappelen ter plaats, een arbeiden ten ondomme, waar niemand het eind of 't begin, het doel of het nut van bespeuren kan…3
Dat we ter plaatse trappelen komt doordat we ons denken niet in bedwang houden. Onze gedachten springen in onze geest over en weer, als aapjes in de bomen. We slagen er niet in ze te temmen, we laten ze meester over ons worden, leveren ons aan hen over. Ook al weten we - uit ervaring, met scha en schande - dat we ons ware zelf laten overwoekeren door onze gedachtespinsels, we kunnen het blijkbaar niet laten, al worden we honderd jaar.
Het zit allemaal tussen de oren. De Boeddha drukt het ons op het hart van bij het begin van de Dhammapada, in dat prachtige Tweelingvers aan het begin:
Alle verschijningsvormen van het bestaande hebben het denken als voorloper, het denken als opperste leider, en uit het denken zijn zij gevormd.
Lijden volgt hem die met onreine gedachten spreekt of handelt, zoals het wiel de voet volgt van degeen die de wagen trekt.
Alle verschijningsvormen van het bestaande hebben het denken als voorloper, het denken als opperste leider, en uit het denken zijn zij gevormd.
Geluk volgt hem die met zuivere gedachten spreekt of handelt, zoals zijn schaduw die hem nooit verlaat.
Als ons spreken en handelen ‘honderd jaar’ gedragen worden door onzuivere gedachten, dan worden we automatisch ongelukkig; dat is de karmische wet van oorzaak en gevolg. Onzuiver heeft niet meteen te maken met onkuise gedachten, maar meer met verwarde, onbeheerste denkpistes, die we geneigd zijn als weg tot ons povere heil te bewandelen.
Als we erin slagen - slechts ‘één enkele dag’ - onze gedachten te zuiveren, dan volgt daaruit ons geluk, dat ons nooit meer zal verlaten en bij ons blijft als onze schaduw.
Hoe doe je dat dan, je gedachten zuiveren? Door in het leven te staan als een arhat (een nobele), als iemand die zichzelf ontgift heeft van begeerte, woede en onwetendheid. Dat ontgiftingsproces voltrekt zich in deugdzaamheid en… contemplatie. Mediteren (dhyana, ch’an, zen) leidt langzaam, maar zeker automatisch tot loskomen van begeerte, woede en onwetendheid, en dus tot deugd. Zo eenvoudig kan het leven zijn. Als je je denken maar in bedwang houdt…
Dan komt het moment waarop
...aan het denken een eind komt en onderscheid verdwijnt, [het moment waarop] verkeerde opvattingen en ideeën uit zichzelf verdwijnen zonder verdreven hoeven te worden, [het moment waarop] zonder dat ernaar wordt gezocht de ware handeling en de ware ingeving uit zichzelf verschijnen. Het is wanneer je kunt weten wat de waarheid van het hart is. (Daikaku; 13e eeuw) 4
____________
1 Harischandra Kaviratna. (1998). Dhammapada: Wijsheid van de Boeddha. Pasadena: Theosophical University Press.
Een modernere vertaling is: Breet, J. & Janssens, R. (2011). De verzameling van korte teksten 1. Sutta-Nipata & Dhammapada. Rotterdam: Asoka. (p. 263 vv.)
2 Streuvels, S. De Vlaschaard. Geciteerd via http://www.dbnl.org/tekst/stre009vlas01_01/stre009vlas01_01.pdf
3 Streuvels, S. (19695). Het leven en de dood in de ast. Brugge: Desclée De Brouwer. (p. 8, r. 40)
4 Smith, J. (1999). 365 Dagen zen. Utrecht: Servire. (p. 342)