Midden in Kyoto

Verga ik van verlangen

Naar Kyoto

 

Deze beroemde haiku is van de Japanse zendichter Matsuo Bashō (17e eeuw). Een van de vele Engelse vertaling luidt lichtelijk anders:

 

In Kyoto,

Hearing the cuckoo’s cry,

I long for Kyoto

 

De oerkracht van poëzie wordt hier gedemonstreerd: met een minimum aan woorden de complexe werkelijkheid van het binnen-en-buiten verdichten. Op het eerste gezicht is het een eenvoudig, wat naïef versje, dat ons een beetje doet glimlachen omdat we onszelf erin herkennen. Ja, wij hebben dat ook wel eens dat we te midden van zoveel schoonheid toch nog blijven verlangen. Maar ‘vergaan’ van verlangen, nee dat is lang geleden, dat is iets uit keukenmeidenromannetjes!

 

Laten we het maar toegeven, vaak vallen we ten prooi aan een ontroostbaar gevoel van gemis, een verlangen naar altijd maar meer, beter, sterker, mooier… Waar we zijn vervelen we ons, en waar we naartoe reizen wacht ons binnen de kortste keren … dezelfde verveling. Hoe meer we vluchten, hoe meer we onszelf tegenkomen, en dat is niet altijd een blij weerzien. Overigens, vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten waar naartoe, zongen vroeger Jenny Arean en Frans Halsema. We weten het, maar we kunnen het niet laten te verlangen, niet beseffend dat we daarmee onze ellende alleen maar verlengen. Naar Moskou, naar Moskou, verzuchten Olga, Irina en Masja in Tsjechovs Drie zusters, maar nooit bereiken zij de stad van hun imaginaire verlangens. Omdat ze daadkracht missen, zeker. Maar ook omdat ze geen oog hebben voor de werkelijkheid, die nu eenmaal is wat ze is. En dan is vluchten de enige uitweg, al is het dan maar in je eigen povere droomwereld.

 

We vergaan van verlangen omdat we willen dat alles blijft zoals het is, of weer wordt zoals vroeger. In het Kyoto van vandaag roept de zang (de kreet?) van de koekoek, de tijdvogel die de zomer aankondigt, de zomers op van toen, toen mijn stad nog het oude, klassieke Kyoto was, toen Brussel nog brusselde… Ik verga van nostalgie, weiger te erkennen dat alles nu eenmaal vergankelijk is. Bashō spaart ons niet, fijntjesweg confronteert hij ons met onze gehechtheid, die ons doet uitroepen: Kon dit maar altijd duren, werd alles maar weer zoals vroeger! Niet dus.

 

We vergaan van verlangen, we denken heel goed te weten wat we missen (een inspirerende relatie, intimiteit, geborgenheid, veiligheid, seks…), maar we vergeten dat alles voor onze neus al voorhanden is. In alles is voorzien. We hoeven niet te verlangen naar Kyoto, we zijn er al. We zijn al lang ooit aangekomen, nog voor we vertrokken. Every day is a journey, and the journey is home (ook Bashō).  De reis onzer dromen brengt ons ter bestemming, thuis, bij onszelf, waar we altijd al waren en altijd zullen zijn. Waarom dan toch zo een verscheurend verlangen naar iets dat altijd al zo nabij was? Waarom het geluk niet zien, terwijl je er middenin zit? Waarom denken dat het elders ligt, terwijl het onze roeping is het hier en nu te zien? Laten we in dat verband het verhaal van de schoenmaker af en toe eens herlezen, zoals Ton Lathouwers het ons ooit vertelde in een van zijn teisho’s (1) en zoals het hieronder wordt naverteld op de website van Zen & Zang (2):

 

Een schoenmaker

We gaan naar Polen. In de 17e eeuw, waar een straatarme schoenmaker woont. Hij is getrouwd met een vrouw die niet al te vriendelijk is, een paar jengelende kinderen, en heel veel armoede.
En hij hoort steeds meer verhalen over Warschau, daar is het leven totaal anders. daar kun je alles kopen, de mooiste kleren, het beste eten, mooiste boeken ….. En dus wordt Warschau voor hem steeds groter. Zo groot dat het tussen hem en het leven in gaat staan. Warschau is het ideaal. Als ik warschau niet heb… dan moet ik dus naar Warschau. Mar ik kan dit alles toch niet zomaar achterlaten… Ja, maar ik moet… Het gaat niet meer….
En hij gaat. Hij weet echter niet precies waar Warschau ligt, heeft geen kaart, geen kompas, geen richting aanwijzer, geen tomtom. Maar hij gaat op weg. Het verlangen is zo groot… hij gaat heus Warschau wel vinden. Hij gaat op weg, maar zorgt ervoor dat hij alsmaar rechtdoor loopt. Warschau ligt ongeveer daar, als ik nu maar in een rechte lijn blijf lopen…
Dus elke avond, voor hij slapen gaat zet hij schoentjes op straat in de richting van waar hij naar toe moet. Zodat hij de volgende dag weet hoe hij verder moet. S ochtends wordt hij wakker, pakt de schoentjes en loopt verder, s avonds zet hij weer de schoentjes in de rechte lijn. Dag in dat uit, week in, week uit…. En zo gaat dat verder.
Tot er op een nacht iemand langs komt. Die ziet de schoentjes langs de kant van de weg en hij draait ze om... 180 graden. En de volgende dag gaat de schoenmaker verder, in de lijn van de schoentjes. En zo blijft hij lopen. Goh, ik moet toch langzamerhand dichterbij komen. En op een gegeven moment ziet hij de eerste tekens van leven. De eerste lichtjes. Dat moet Warschau zijn… goh, ziet er best aardig uit, best bekend. Lijkt wel enigszins op waar ik vandaan kom. Maar ach, het voelt in ieder geval vertrouwd, ook fijn. Dit is Warschau, dat kan niet anders. Ik ben er zeker van.
En wat blijkt, ze hebben daar een schoenmaker nodig. Die is ooit weg gelopen. Nou ja, toevallig kan ik dat vak. Er loopt nog een vrouw, die alleen is die wel een man kan gebruiken oké….. En ze heeft kinderen… die hebben toevallig een vader nodig. Oké…

En zo keert hij terug op zijn plek. Hij loopt niet meer weg, hij aanvaardt het. Dit is zijn plek, en hij leeft helemaal. Verlangt hij dan niet meer? Jawel, hij verlangt grenzeloos. Maar hij loopt er niet meer voor weg. Hoe diep dat verlangen ook in hem blijft.

 

Zie ook deze haiku:


Midden in Kyoto, verga ik van verlangen naar Kyoto.

 

En dan deze vraag... Wie heeft nu toch die schoentjes omgedraaid?_________

Lathouwers, T. (2012). 4 Toespraken. Uitgave van Maha Karuna
http://www.facebook.com/zenenzang