Elke keer opnieuw wanneer ik Miao Feng opzocht in zijn hut, stoorde mij het gebulder van de wind en het geluid van stromend water aldaar. Maar hij leek er geen last van te hebben; ik vroeg hem hoe dat mogelijk was. Hij antwoordde: "De ergernis die jij voelt wordt voortgebracht door je eigen geest. Je wordt het geluid gewaar en interpreteert het als lawaai. Je zou er beter aan doen te luisteren zonder oordeel en je volledig te concentreren op het luisteren zelf, zodat er geen gedachte meer kan opkomen. De ouden zeiden dat wie hoort zonder zich vast te klampen, dat wie naar geluid kan luisteren zonder daarbij te denken, spoedig de al-omvattende wijsheid zal bereiken."
[Han Shan:] In de hoop mij deze techniek eigen te maken, ging ik elke dag naar de houten brug en probeerde naar het water te luisteren, zonder daarover na te denken of aan iets anders te denken. Aanvankelijk hoorde ik alleen maar lawaai. Mijn geest bleef denken. Maar na wat langer oefenen begon mijn geest rustig te worden. Toen, op een dag, toen de gedachten niet meer als water in mij omhoog rezen, raakte ik zo verzonken in het geluid dat ik mijzelf vergat. Het lawaai en ikzelf bestonden niet meer. Diepe vrede omhulde mijn geest.

Wanneer ik na deze ervaring een geluid hoorde dat mij vroeger geïrriteerd zou hebben, hoefde ik mij alleen maar te concentreren op het geluid zonder dat in mijn geest te overdenken, om opnieuw in diezelfde serene toestand terecht te komen.

Han Shan (1546-1623) 

 

Als er één ding is waarvan ik hoorndol word, dan is het wel het gekoer van duiven.  In mei leggen die niet alleen allemaal een ei, ze begeleiden dat kennelijk - vooraf, tijdens, na? - met zeer veel akoestisch enthousiasme.  Het heeft iets irriterends, het houdt nooit op. Het is als jeuk. Krabben helpt niet.  Niet luisteren naar duifjes ook niet. Hoe men er ooit op gekomen is duiven te associëren met liefde, vrede en onschuld blijft me een raadsel. In Psalm 68 is de duif een voorafspiegeling van de verheerlijking van Israël.

 

Gelijk een duif door ’t zilverwit

En t’ goud dat op haar veed’ren zit,

Bij ’t licht der zonnestralen

Ver boven and’re voog’len pronkt,

Zult gij, door ’t Godd’ lijk oog belonkt,

Weer met uw schoonheid pralen. 1

 

Fijn voor Israël. Maar in mijn tuin moeten duifjes hun bek houden, ik kan zo niet lezen!

Nog zoiets ergerlijks.  De wind die om het huis raast en fluitend door alle kieren en spleten zijn gesis laat horen.  Onmogelijk te zeggen waar hij zich schuilhoudt.  Hij zit overal, en nergens. Maar ik wil dat hij ophoudt, ik kan zo niet lezen!

Zodra je geluid lawaai gaat noemen, zit je opgescheept met ergernis.  Je maakt het gewoon steeds erger. Duiven kun je niet bevelen hun snater te houden, en de wind waait waar hij wilt.

Makkelijk gezegd: denk er niet aan, denk aan iets leuks, ga iets leuks doen. Je ergeren is fout, je wordt er geen beter mens van en je gaat je huisgenoten er alleen maar de kast mee op jagen.  Dan gaan die zich weer ergeren.  Niet doen, dus.

Dat is het moraliserende toontje, het opgeheven vingertje.  Maar de kracht van het boeddhisme is niet zijn gemoraliseer, maar zijn psychologisch inzicht. Daar heb je pas wat aan.  De Boeddha is een psycholoog pur sang. En de oude Han Shan ook: Je ergernis heeft volgens hem niets met duif of wind te maken, maar met jezelf. In feite herformuleert hij de fundamentele zenvraag: WIE is het die zich ergert, WIE stelt de vraag, wat voor ikje speelt hier op? De bron van je woede - ergernis is kwaadheid - zit tussen je oren. En wat tussen je oren zit ben jij niet, je bent meer, anders dan louter je gedachten, al kunnen die je lelijk parten spelen.  Onze geest zit vol stemmetjes, die aan de lopende band vonnissen vellen: huilende wind: slecht; koerende duif: slecht; stilte: goed. Vaak lijkt het alsof het oordeel al klaar zit nog voor de feiten zich hebben voorgedaan! 

De Boeddha zegt het mooier dan ik in het openingsvers van de Dhammapada:

 

De dingen worden voorafgegaan door de geest,

hebben de geest als voorman,

worden door de geest gemaakt.

Als iemand met verdorven geest spreekt of handelt,

dan volgt hem leed, als het wiel de voet van het

trekdier.2

 

Als je met een verdorven geest, bijvoorbeeld vol ergernis, naar de dingen kijkt,  ze interpreteert vanuit je woede, dan heeft dat invloed op je handelen.  Dan wordt die ergernis het trekdier dat jouw karretje trekt, en je kunt er donder op zeggen dat het vol ellende ligt. 

Hoe ziet een niet verdorven geest er dan wel uit? Een zuivere geest is een geest die niet oordeelt: Je zou er beter aan doen te luisteren zonder oordeel en je volledig te concentreren op het luisteren zelf, zodat er geen gedachte meer kan opkomen, zegt Han Shan. Luister naar het luisteren zelf.  Probeer zo diep te verzinken in het geluid, dat je jezelf vergeet. Heel gauw zal er geen sprake meer zijn van geluid noch van een ik dat luistert.  Er zal alleen diepe vreugde zijn.

____________________

1 http://www.spiritualiteit.net/zenboeddhisme.php#

2 Psalmberijming van 1773

3 Breet, J. & Janssens, R. (2011). De verzameling van korte teksten 1.  Sutta-Nipata &  Dhammapada. Rotterdam: Asoka. (p. 273 vv.)