Er bestaat niet zoiets als een boeddhistische Bijbel, die het Woord van de Boeddha (‘s) eens en voorgoed heeft vastgelegd als onwrikbare Waarheid. In de zentraditie worden echter wel een aantal soetra’s (dagelijks) gezongen of gereciteerd. Een daarvan is de Sandokai, de soetra van de Identiteit van eenheid en veelheid. De auteur daarvan is de Chinese zenmeester Shih-t’ou His Ch’ien (Japans: Sekito Kisen), die leefde in de achtste eeuw en behoorde tot de Soto-richting.
Zenteksten intrigeren ons omdat ze zo beknopt en daardoor soms zo hermetisch zijn. Je bent geneigd snel over de woorden heen te lezen, maar iedere keer word je gedwongen bij de tekst stil te blijen staan en je af te vragen wat er nu precies staat.
Vers 1: Het wezen van de grote wijze uit India werd van hart tot hart overgedragen van Oost naar West.
Het gaat om het wezen van de Boeddha: het ontwaken tot het ware zelf. Wil je die wijsheid voorbij alle wijsheid doorgeven, dan heb je niet veel aan boekenwijsheid. Zen wordt overgedragen buiten de geschriften om, van mens tot mens, van hart tot hart (intimately conveyed staat er in de Engelse vertaling). Wij zijn elkaars leraar en leerling. Zo ging het en zo gaat het eeuwen lang: van India naar China in ‘t oosten, van China naar Japan in ‘t westen, en verder door naar Europa.
Zen ontnuchtert steeds, door zijn grandioze alledaagsheid, die ons zonder ophouden met onze neus op de feiten drukt. Les 1: onder de mensen zijn er nu eenmaal wijzen en gekken. De ene zegt: “Ik ben de noordelijke Patriarch, volg mij.” De andere zegt: “ Alle heil komt uit de zuidelijke school, volg mij.” Maar wie de weg van de Boeddha op wil, speelt dat soort spelletjes niet. Het gaat toch om de bron? Die is helder en schitterend, daar gaat niets van af. Hoe duister (verdacht?) haar vertakkingen ook zijn, lees: hoeveel noordelijke of zuidelijke beunhazen ook ons pad kruisen, het wezen van de grote wijze uit India blijft onaangetast. Hecht je dus niet aan welke relatieve wijsheid ook. Ieder houvast blijkt een illusie. Loslaten is de boodschap, op naar het Absolute, geen half werk. Dat had je gedacht! Het zien van het absolute is nog geen verlichting.
Je zou van minder in de war geraken. Relatief, absoluut, subjectief, objectief...wat moet ik ermee? Wat moet ik kiezen? Ik hoef niet te kiezen. Alles staat enerzijds op zichzelf (ik ben wie ik ben), en is anderzijds wederzijds verbonden (ik ben slechts ten opzichte van iets of iemand anders). Dat wordt bedoeld met identiteit: ik val samen met het/de andere. In het Engels spreekt men van merging, agreement, interpenetration. Alles en iedereen doordringt alles en iedereen. Oneindig verbonden én vrij bewegend. Hoe kan er dan nog sprake zijn van noord of zuid?
De ellende begint als we de eenheid gaan opdelen in vormen. Laten we het daarover volgende week hebben.