Soms krijgen we het Spaans benauwd, het wordt ons allemaal te veel, we verstikken onder de last van het dagdagelijkse. Uit werken gaan, eten koken, wassen, plassen, de zorg voor man, vrouw, kinderen, het houdt ons in een wurggreep, belet ons tijd voor onszelf te maken en een eigen leven te leiden. En bovenop dat alles een torenhoog schuldgevoel: zie je wel, ik kan dit niet aan, dat ik geen lucht meer krijg is allemaal mijn eigen domme schuld.
De oosterlingen zijn sedert een aantal decennia komen aandragen met het wondermiddel tegen al onze depressieve gedachten van dit slag. Meditatie. Niets zo eenvoudig als dat. Wordt het je allemaal een beetje te machtig? Zoek een rustig plekje waar je fijn jezelf kan zijn en keer terug tot... je adem. Volg rustig en zonder te oordelen je adem. Adem in, adem uit. Concentreer je daarop en binnen de kortste keren word je kalm en evenwichtig en is al je sores verdampt. Wie ooit een half uur op z’n kussentje gezeten heeft, weet 1° dat dit niet waar is, en 2° dat het niet werkt! Was het allemaal maar zo eenvoudig.
Wat kan de zen ons leren om weer op adem te komen, om weer lucht te krijgen in ons amechtige, overstresste bestaan? Natuurlijk is de meditatieoefening belangrijk, maar als die beperkt blijft tot de tijd op ons kussentje, heeft ze geen enkel effect. Zodra we onze zendo uit zijn, spurten we alweer naar onze zure taken en droeve plichten. We denken dat we iets goed doen als we het ook op een drafje kunnen afhaspelen. Met de pijn van het heilige moeten, zonder er onze ziel en liefde, onze in-spiratie in te leggen. Als het pijn doet, is het oké, zo klinkt vaak onze arbeidsmoraal. We vinden overigens dat we zo weinig terugkrijgen in ruil voor onze dienstbaarheid en moeite. We verwijten onze naasten dat zij toch maar alles netjes voor elkaar hebben en op hun luie krent naar het plafond of de tv kunnen staren. We verstikken onszelf in verwijten, die steeds groter worden en zichzelf steeds meer bevestigen. Op de duur is er niets meer dat ademt en leeft en leiden we een leven zonder kraak of smaak. Afgevlakt.
De adem is de basis van ons leven, groter cliché valt nauwelijks te bedenken. Als Ton Lathouwers het iedere keer weer heeft over je kunt er niet uitvallen, dan heeft dat daarmee te maken: met die basisadem, die we met elkaar gemeen hebben, waarin we met z’n allen leven, rusten en sterven zullen. Wij die druk doende zijn met onze dagelijkse plichten, onze kinderen die daar ondankbaar van profiteren, onze echtgenoten die vaak de andere kant opkijken, we ademen allemaal op diezelfde levensadem. Díe adem moeten we weer lucht geven, op ons kussen én aan de afwas. De afwas is meditatie, de meditatie zonder afwas is waardeloos.
Weer op adem komen betekent dat we de juiste adem, de juiste spirit, bezieling en blijdschap terugvinden. Misschien door de zaken totaal anders te gaan bekijken als het ons duister voor de ogen wordt. Door alles wat we mogen doen voor elkaar met nieuwe zorg en oprechte bezorgdheid te doen voor elkaar, omdat alles wat we doen, ook het onmogelijke, invloed heeft op onze naasten, die we daarmee, soms met de moed der wanhoop en de uitputting nabij toch nieuw leven inblazen. (cfr. Samutpāda) Door weer wat lucht en luchtigheid, vrolijkheid in onze karweien te blazen, door de dankbaarheid die we van anderen verwachten eerst zelf te steken in onze eigen dienstbaarheid, zal er misschien af en toe een nieuwe wind door onze verstofte geest beginnen waaien die ons mild en vrij maakt en ongedwongen aan de afwas helpt staan. Misschien luidt het motto bij de afwas wel allereenvoudigst: blijven ademen, de ware spirit, die ons aller deel is, de ruimte laten. Gewoon door ademen. Tot alles doorademd is.
Makkelijk gezegd? Wereldvreemde boodschap voor de kersverse mama die ‘s nachts slaapdronken voor haar baby’tje moet opstaan, voor de papa die tegen het ochtendgloren worstelen moet met poepvolle pampers. Een onmogelijke opdracht. Precies! Net zoals iedere koan.