Voor wie verlegen zit om een practical joke om zijn tuinierende buurman mee te verrassen volgt hier een tip: schenk de brave man een bamboeplant. Na enkele jaren is des buurmans tuin overwoekerd met bamboescheuten, die ongestoord op wandel gaan door perkjes en gazons. Voor inkuilen is het te laat, snoeien helpt niet, uitspitten evenmin, de plantjes leiden een eigen leven en trekken zich nergens wat van aan. Wat begon als een visioen van exotische pracht, wordt weldra een nachtmerrie van voortwoekerend wuivend gras. Van een vergiftigd geschenk gesproken!
Maar je kunt er ook anders naar kijken, je bamboe kan je heel wat leren.
Oude Hang, de grote wijze, vergeleek de spirituele praktijk met bamboe.
Eerlijk met zaken omgaan door eerlijkheid, volgzaam met de wereld omgaan, soepel met het hart omgaan en kalm met het lichaam omgaan: dat is als de taaiheid van bamboe.
In actie gevoelens vergeten, in rust gedachten vergeten, bij het reageren op kansen jezelf vergeten en bij het reageren op dingen de dingen vergeten: dat is als de holle kern van bamboe.
Een onwankelbare wil vestigen, het hart vrij houden van twijfels, binnen en buiten geheel doorgronden, van begin tot eind niet veranderen: dat is als de wintervastheid van bamboe.
Geleerden veelvuldig en uitputtend raadplegen, overal verlichte leraren bezoeken, veel gastvrijheid verlenen en de Drie Doctrines verenigen: dat is als het ontstaan van bossen uit bamboe.
Het fundamentele zien en het eenvoudige omarmen, weinig zelfzuchtigheid en weinig verlangens, de ademhaling afstemmen en oprechtheid beoefenen, verandering observeren en de terugkeer kennen komt daar nog bij. Wie ter wereld is hiertoe in staat zonder uiterst open te zijn? Bamboe vergelijken met spirituele praktijk is op zijn plaats. 1
Taai, hol, wintervast, woekerend. En dan komt er nog wat bij, zegt, meerster Hang, laten we dat maar openheid noemen.
Zen beoefenen veronderstelt volharding. Volharding klinkt minder cru dan taaiheid, maar het is hetzelfde. Onwankelbaar zijn, kalm en evenwichtig. Dat is niet hetzelfde als onwrikbaar zijn, fundamentalistisch vasthouden aan je eigen gelijk. Integendeel, de eerste voorwaarde is en blijft volgzaam met de wereld omgaan. Niets forceren, niet aan het gras trekken opdat het sneller zou groeien, maar adequaat reageren (responderen, staat er vaak in de vertaling) op de context die zich aandient. De taaiheid zit hem in de soepelheid van ons hart en ons lichaam; die kunnen alleen stand houden als we ze door training flexibel houden. Als ons hart verstart, raken we verbitterd, als ons lichaam verstart, breekt het.
Gevoelens vergeten, jezelf vergeten, de dingen vergeten, dat is de holle kern van zen. Dat is de leegte. Het lijkt op het eerste gezicht een oproep tot onverschilligheid: gevoel mag niet meetellen, zelf ben je niets waard en alle dingen vergaan, dus waarom zou je anders in de wereld staan dan kil en meedogenloos? Wat er werkelijk staat is dat we met zo veel aandacht moeten opgaan in wat we doen, dat we alle gevoel dat we daar in legden ‘vergeten’; dat we zo geconcentreerd in de actie opgaan, dat we ‘vergeten’ dat wij zelf handelen; dat we ‘vergeten’ dat pijl en pees en boog bestaan, maar dat er slechts vliegen is.
Een onwankelbare wil vestigen, het hart vrij houden van twijfels, binnen en buiten geheel doorgronden, van begin tot eind niet veranderen: dat is als de wintervastheid van bamboe.
De vaste wil hebben om het hart vrij te houden van twijfels. Niet veranderen, onwankelbaar zijn, alles doorgronden. Hoe rijm je dat met een van de motto’s van zen: Kleine twijfel, kleine verlichting; grote twijfel, grote verlichting? Het geheim zit hem, denk ik, in die wintervastheid. Ook al is er twijfel en wanhoop in je hart, er is tegelijk het vertrouwen dat je uiteindelijk alles te boven komt. Zen is winterhard. Al vriest het soms stenen uit de grond, de kern van zen en tao is eeuwig.
Ook al wordt de wijsheid van zen overgedragen buiten de geschriften om, toch zal ze ook toenemen als je je toelegt op het onderricht van goede leermeesters, in de eerste plaats die van boeddhisme, taoïsme en confucianisme. Dan zal het eerste kwetsbare zaadje van zen ten slotte uitgroeien tot een woud van wijsheid. Daarna is het nog slechts een kwestie van in dat woud je eigen pad te gaan.
Meester Hang besluit ogenschijnlijk terloops met nog wat nuttige tips. Die zien er bedrieglijk eenvoudig uit. Lees ze nog maar eens na en vergeet daarbij niet dat alles staat of valt met de bereidheid tot openheid. Niet alleen in theorie, ook in de praktijk: openheid zonder mededogen bestaat niet, mededogen ís openheid.
_______________
1 Li Daochun (2012). Bloemlezing over Centrale Harmonie. Uitgeverij Nachtwind. p. 140