Soms zitten we een beetje beduusd te staren naar al die wijze teksten van Indische, Japanse, Chinese leraren en vragen we ons af wat we ermee aan moeten. Ze klinken wijs en diepzinnig, maar veel ervan ontgaat ons. We herkennen er veel in, maar moeten ook erkennen dat ze ons toespreken vanuit een andere cultuur, die ons weliswaar fascineert, maar waarin wij niet zijn opgegroeid. De goede raad uit het Oosten - Blijf maar westerling, christen… in hart en ziel, je hoeft je niet te ‘bekeren’ tot het boeddhisme - biedt dan enige troost.
Plots duikt er dan een prachtige tekst op die westers-begrijpelijk verwoordt wat het verre Oosten ons leert. Onze literatuur lezen door een zenbrilletje levert vaak verhelderend inzicht op: in onszelf, in zen, in de Wijsheid voorbij alle wijsheid.
Ik lees het prachtige Pelgrimsgebed van (?) Amanda Strydom in dat sprankelende Afrikaans, dat ons tot helder denken dwwingt:
Vader God U ken my naam
My binnengoed en buitestaan
My grootpraat en my klei verdriet
My vashou aan als wat verskiet
U ken my vrese en my hoop
Die pad wat ek so kaalvoet loop
Die pad het lankal berei
U maak die pad gelyk vir my
Alle pelgrims keer weer huistoe
Elke swerver kom weer tuis
Elk verdwaal steeds op die grootpad
Soekend na U boardinghuis
Moeder God U ken my waan
My ego en my regopstaan
Die drake waarteen ek bly veg
U wys my altyd weer die weg
U het my met U lig geseën
Die lig strooi ek op iedereen
Net U weet hoe my toekoms lyk
Ek het niks, U maak my ryk.
Alles is hiermee gezegd. Alle zenwijsheden vloeien hier samen:
Voor de diepste Wijsheid voorbij alle wijsheid hebben wij geen geheimen. Zij kent ons, zoals wij onszelf niet kennen: ons binnegoed en buitestaan. Vanbinnen en vanbuiten. Ons hele hebben en houden en ook hoe wij ‘staan naar buiten’, al dan niet open. Of..hoe wij overal buiten staan?
Zij kent ons als wij koppig en met grootpraat vasthouden aan alles wat voorbijgaat. Ons grijpen naar dingen en denkbeelden moet er bespottelijk uitzien in het licht van de eeuwigheid en in de oneindige ruimte van het universum. Als een broodkruimel hangen wij losjes vast op de rok van het universum , een zuchtje volstaat om ons de dieperik in te storten.
Wij klampen ons vast, sussen onszelf met grootsprakige fabeltjes, wij zwalpen tussen hoop en vrees. Zo moet ik op reis, over het pad wat ek so kaalvoet loop. Kaalvoet, blootsvoets. Kaal en bloot zijn niet alleen mijn voeten, naakt ben ik van kop tot teen, en ieder stap doet pijn. Door mijn pijn heen troost ik mij met de gedachte dat mijn pad het pad is dat vóór alle tijden bereid - d.w.z. toebereid - is voor iedereen. En dat er ooit een grote Gelijkmaker mijn pad pijnloos en effen zal maken.
Ik weet dat elke zwerver op weg is naar huis en ooit weer thuis zal komen. Bij het antwoord op zijn vragen? Bij zichzelf? Bij de dood, die alles gelijkmaakt?
Ik ken het lot van elke zwerver, die op de hoofdweg zoekt naar een veilig onderkomen: als hij het ooit bereiken wil, zal hij eerst moeten leren te verdwalen. Eerst verloren lopen:
in eigen ego,
in vallen en opstaan en opstandig zijn,
in waangedachten en illusies,
in het gevecht tegen draken en demonen, van binnen en van buiten.
Er is geen andere weg: eerst verdwalen en de platgetreden paden verlaten:
het oerwoud in,
de woestijn in,
de diepste duisternis in van de nacht.
Alleen daar kan de verlichting mij bereiken en zegenen.
Daar ligt mijn toekomstrijkdom.
Die maak ik niet zelf: Ek het niks.
Met zelfkracht alleen kom je er niet, zegt de zenmeester. Vertrouw op Anderkracht.
Noem die zoals je wilt:
Vader God,
Moeder God,
Kwan Yin,
Diepste Wijsheid voorbij alle wijsheid.
__________________
1 Te beluisteren via YouTube: https://www.youtube.com/watch?v=fTsYx8W_2w0
2 Zie Lucebert: Ik tracht op poëtische wijze…