Vorige zaterdag mocht ik aanwezig zijn op de begrafenis van Bieke Vandekerckhove. Tijdens de plechtigheid moest ik denken aan wat ik ooit eens las bij Maurice Maeterlinck. Wat hij schrijft in Le trésor des humbles 1 kan niet beter verwoorden wat er gebeurt in de diepste intimiteit die men met elkaar delen kan. Met honderden mensen in een kerk; samen alleen.
… maar van het ogenblik af dat we werkelijk elkaar iets te zeggen hebben, zijn we gedwongen te zwijgen.
Ik heb Bieke Vandekerckhove niet echt persoonlijk gekend. Mijn contact met haar heeft zich beperkt tot een paar ontmoetingen in Steyl, wat mailverkeer en de lectuur van haar prachtige boeken 2. Ten gevolge van haar ziekte sprak ze moeizaam, maar altijd vanuit het hart en vanuit de stilte, die niet verbeterd kan worden. Het ware leven, het enige dat enig spoor nalaat, is slechts uit stilte gevormd, zegt Maeterlinck 3. Als je echt bij jezelf gaat wonen, zoals Bieke gedaan heeft, moet je alles achterlaten, om ten slotte thuis te komen bij de stilte en de leegte van de Oorspronkelijke Werkelijkheid. Nu alle muren zijn ingestort, heeft het bestaan zich geopend 4. Dat bestaan is er een van thuiskomen bij het Grote Mededogen, waar taal en spreken niets meer te zeggen hebben.
Bieke heeft bij volle bewustzijn van pijn én dankbaarheid alles achtergelaten en is nu - om het in boeddhistische termen te zeggen - ‘overgegaan’. Gegaan, gegaan, voorbijgegaan, en met allen samen zelfs voorbijgegaan aan het voorbijgaan. Dat is ontwaakt zijn.
De ware stilte, groter nog en moeilijker te benaderen dan de materiële stilte (…) omringt ons aan alle zijden, zij is de grond van ons stilzwijgend bedoelde leven, en zodra iemand van ons op een der deuren van de afgrond klopt, wordt ze altijd door dezelfde stilte geopend 5.
Kunnen we dat vatten? Stilte die ons aan alle zijden omringt als de uiteindelijke werkelijkheid van ons leven zoals het bedoeld is. Wie klopt op de deuren van de afgrond, zal door diezelfde stilte geopend worden, en daarlangs naar binnen gaan: lichtschikkend en zingend. Zo staat het in de laatste regels van een gedicht van Lucebert 6. Deze verzen werden zaterdag gezongen. Jammer dat u de melodie erbij niet kunt horen, dan zou u voelen hoe samenzang je stil omarmen en troosten kan:
zo een heldere snaar
een mens in de ruimte
verbrand en geboren
lichtschikkend en zingend
Ik neem nu afscheid van Bieke Vandekerckhove:
dankbaar
de handen vouwen
vol eerbied
het hoofd buigen
in deze duisternis
het licht zien
in deze leegte
de voltooiing
en nederig
zwijgen
almaar stiller
stiller
stil
_______________
1 Maeterlinck, M. (1962). Gedichten / Toneel en proza. Hasselt: Heideland. (p. 227)
2 Vandekerckhove, B. (2010). De smaak van stilte. Hoe ik bij mezelf ben gaan wonen. Kampen/Tielt: Ten Have/Lannoo.
Vandekerckhove, B. (z.j.). Wat als? (geen uitgever vermeld)
3 o.c. p. 228
4 o.c. p. 232
5 o.c. pag. 230
6 lied tegen het licht te bekijken
Lucebert (2014). Gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij. (p. 121)