Alles is al gedacht, alles is al gezegd, alles is al gedaan. Wat zou ik daar vandaag in hemelsnaam nog aan toevoegen? Alles over zen komt toch op hetzelfde neer?  Op den duur draai je rond in woordkringetjes. Zwijgen en zitten, Sitzen und lernen, daarop alleen  komt het aan. En daarna : terug naar de markt!  Zen in actie, zoals de titel luidt van een boek van Bernie Glassman en Rick Fields.

 

Wat je ook zegt, denkt, doet, de wereld wordt er niet fundamenteel beter van.  Dat klinkt negatief, pessimistisch, fatalistisch. Maar zo bedoel ik het niet. De wereld wordt er niet beter van, omdat de wereld oké is. 

Alles gaat dus goed in de beste van alle denkbare werelden?  We zijn allemaal vriendjes van elkaar en leven in pais en vree? Filosofie van de geitenwollen sok? Nee toch, dit is van een meligheid zoals nog zelden wordt vertoond. 

 

Alles is oké betekent dat alles er bijhoort, het goede en het kwade. Lees maar wat hoofdstuk 29 uit Het Boek van de  Tao daarover zegt:

 

Wil je de wereld beter maken?

Ik denk niet dat dat kan.

 

De wereld is een heilig vat.

Dat kan niet verbeterd worden.

Als je eraan gaat zitten knoeien, verpruts je het.

Behandel je het als een ding, dan ben je het zo kwijt.

 

Nu is er voorop lopen,

dan weer achterop komen;

nu is er bewegen,

dan rust;

nu is er levenskracht,

dan is alles leeg en op;

nu is het veilig,

dan is er gevaar.

 

Wie wijs is, ziet de dingen zoals ze zijn,

probeert niet ze te beheersen.

Hij laat ze hun gang gaan.

Zelf houdt hij het midden. 1

 

In zijn commentaar bij dit stukje verwijst Mitchell 2 naar yogi Ramana Maharshi, die zegt:

 

Als je de wereld wil veranderen zonder je ware zelf ontdekt te hebben, dan is dat alsof je de wereld met leder wil bedekken om te vermijden dat je voeten pijn gaan doen als je over stenen en doornen gaat. Het is veel eenvoudiger schoenen aan te trekken.

 

Het heeft niet veel zin actie te ondernemen tegen de regen, een goede paraplu volstaat. Al het onvermijdelijke hoort er nu eenmaal bij. Tragisch wordt ons leven als we ons verzetten tegen het onvermijdelijke lot dat ons toevalt. In je eentje tegen de storm opbeuken is waanzin; een beetje uit de wind gaan staan is wijs. Het kwaad volledig uit de wereld bannen kunnen we niet, er leren mee omgaan en trachten het te beperken ligt wel in onze macht.  Vanuit mededogen ermee omgaan, dat is de oproep van de Eerste gelofte van de bodhisattva.

 

De dingen zijn wat ze zijn, en het is goed dat ze zijn wat ze zijn. God zag dat het goed was.  Beter dan ze was, kon de Schepping niet zijn. Er is ons wel geleerd dat wij, mensen, Gods schepping verknoeid hebben, maar misschien kun je net zo goed zeggen dat de falende mens wezenlijk onderdeel is van die Schepping.  Adam, Eva, ze horen er in al hun gebrekkigheid bij. Ze zijn oké. En net in hun gebrekkigheid blijven ze gered, want je kunt er niet uitvallen.  Dat is de wijze en hoopvolle les van het samutpada.

 

Wijs zijn betekent dat je te midden van alle ellende oog blijft houden voor het universele evenwicht.  Niet de waarheid, maar de wijsheid ligt in het midden.  Dat midden noemen we Tao. Ieder woord daarover is echter zoutloos, zonder kraak of smaak.  Je kunt geen Tao horen, zien, lezen, ruiken of proeven.  Alleen als je er middenin gaat staan, desnoods tot aan je enkels in de drek, blijkt het de onuitputtelijke bron van kracht. De kracht van eeuwigdurende bijstand.

_________________

 1 Mijn vertaling van de Engelse versie van Mitchell, St. (1992). Tao Te Ching. New York: Harper Perennial. Hoofdstuk 29.

2  Ibidem, p. 108